In een recent opiniestuk in het AD wordt terecht gesignaleerd dat arbeidsmigranten pas welkom lijken te zijn als ze de economie iets opleveren en daarna weer verdwijnen. De titel is scherp: "Arbeidsmigranten zijn niet populair, tenzij ze uit Nederland komen." Maar wie in Nederland woont, mag blijven én wil bijdragen, verdient méér dan alleen tijdelijke waardering. In dat licht is het opmerkelijk dat we nauwelijks spreken over de groep die al hier ís: statushouders. Zij zijn geen wachtlijst. Zij zijn een oplossing. Maar dan moeten we hen wel de kans geven.

Tienduizenden mensen, maar nauwelijks kansen

Tussen 2016 en 2021 kregen ruim 100.000 mensen een verblijfsvergunning in Nederland. Ze mogen hier blijven, wonen in gemeenten, en hebben officieel toegang tot de arbeidsmarkt. Toch komt hun werkloopbaan zelden van de grond. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat slechts 34 procent van de Syrische statushouders na vijf jaar werkt. In het eerste jaar is dat zelfs minder dan 10 procent.
Dat is pijnlijk, zeker als je weet dat de Nederlandse arbeidsmarkt schreeuwt om personeel. In sectoren als zorg, techniek, logistiek en schoonmaak zijn structurele tekorten. Volgens het UWV staan beroepen als verzorgende IG, monteur, vrachtwagenchauffeur en facilitair medewerker al jaren op de lijst van kansrijke beroepen. Precies die sectoren sluiten aan bij de ervaring van veel statushouders.
 
notion image

Werkgevers staan klaar, maar missen ondersteuning

Veel bedrijven willen wel met statushouders werken, maar weten niet hoe. Ze lopen aan tegen taalproblemen, diploma-erkenning of onzekerheid over begeleiding. Toch laat de praktijk zien dat maatwerktrajecten werken. De Refugee Talent Hub koppelde al meer dan 1.200 statushouders aan werkgevers. VluchtelingenWerk begeleidt trajecten waarbij tot 60 procent van de deelnemers uitstroomt naar betaald werk. En binnen projecten als Vaktaal+ leren mensen direct de taal van hun werkplek, wat zorgt voor blijvende participatie.

Werk is de snelste route naar integratie

In plaats van jarenlang klassikaal inburgeren, kan werk juist de motor zijn voor taal, zelfstandigheid en netwerkopbouw. Dat is ook wat het Kennisplatform Integratie & Samenleving concludeert: leren op de werkvloer werkt beter dan taalles in een lokaal. Taal en werk versterken elkaar. Het verhoogt de motivatie en zorgt ervoor dat mensen sneller volwaardig meedraaien in de samenleving.
 
notion image

De prijs van niets doen

Als een statushouder in de bijstand terechtkomt, kost dat de overheid gemiddeld 17.000 tot 20.000 euro per jaar. Als iemand tien jaar lang aan de kant staat, kost dat de samenleving tot twee ton. En dan rekenen we de indirecte kosten nog niet mee, zoals psychische klachten of gezinsarmoede. Tegelijkertijd zou diezelfde persoon, als hij werkt, belasting betalen en bijdragen aan het oplossen van personeelstekorten.

Maak de weg korter

Wat nu nodig is, is beleid dat werkt. Geef statushouders sneller toegang tot werk. Laat taalonderwijs plaatsvinden op en rondom de werkvloer. Erken eerder ervaring en talent. Help werkgevers met begeleiding, vaktaalmodules en ruimte voor leerwerktrajecten. Dit gebeurt gelukkig al in kleine projecten. Tijd om het grootschalig te doen.
Statushouders zijn niet het probleem. Ze zijn onderdeel van de oplossing. Ze zijn al hier. Nu nog meedoen.
 
Deel dit artikel

Gerelateerde blogs

Mis niets!

“Blijf op de hoogte: taal, vak & toekomst – schrijf je in voor de Lingua Academy-nieuwsbrief!”